Berend Borger viert het jubileum van 25 jaar predikantschap. In dat kader organiseerde hij afgelopen woensdag een minisymposium getiteld ‘De kerk ligt op straat’. Naast Elza Kuyk die iets vertelde over haar onderzoek naar het multifunctioneel gebruik van kerkgebouwen en Jasja Nottelman, van ‘De School‘ in Visvliet, mocht ik iets vertellen over mijn psalmenonderzoek, als promovendus aan de Protestantse Theologische Universiteit. Hieronder is mijn bijdrage terug te lezen, voor wie belemmerd werd door de akoestiek in de kerk, en voor wie maar geïnteresseerd is.
Er is een verhaal over vaten vol licht
Marjolijn van Heemstra, ‘Zingen tegen zwijgen’, Psalm 151, 2018
die op een dag in scherven braken
en die scherven waren letters, zachte
schemerlampen, trillend van verlangen
om de scheuren weer te dichten,
werden letters woorden,
stralen gebundeld, en zochten
woorden zinnen om aan schijn te winnen.
Elk lied, elk gedicht is dan verlangen
van het licht naar licht, naar scherven
bijéén om het donker te bezweren.
En we zingen voor de heimwee
van het leven dat brak, voor de grote zon
in het ongebroken vat. We zingen tegen zwijgen,
tegen wit tussen de woorden, tegen
wat ons ontglipt en we onderweg verloren.
Goden, liefdes, wie we waren
en nu alleen nog maar herhalen.
Is een lied niet altijd een herinnering?
Onthoudt een nieuwe psalm iets nieuws dan?
Of is het steeds opnieuw? Alles oud onder de zon.
Alles één gemis waarover steeds wordt gezongen.
De kerk ligt op straat. En wat gebeurt er dan met zaken die we zo typisch kerkelijk vinden, die zo verbonden zijn met ‘kerk’ – in een tijd van kerkelijke krimp, of anders gezegd: een tijd waarin kerken zichzelf soms opnieuw moeten uitvinden? Hoe is het begrip ‘kerk’ in ontwikkeling? Je kunt natuurlijk op heel veel manieren naar zo’n vraag kijken, en ik zie uit naar de bijdragen over kerkgebouwen en gastvrijheid. Ik zal iets vertellen vanuit een ander perspectief: de uitvoering van psalmen voorbij de liturgie. Bedankt Berend, om hier iets te mogen vertellen over mijn onderzoek, het is een eer dat ik op nota bene je jubileum iets mag vertellen.
Als je probeert te formuleren wat de wereldwijde kerk verbindt op muzikaal vlak – wat zingen al die mensen toch? – dan kom je toch uit bij het zingen van psalmteksten, al zijn het soms maar flarden of berijmingen. Niet elke kerk zingt, en niet elke kerk zingt psalmen, maar áls we een gemene deler proberen te zoeken, dan toch de psalmen. Natuurlijk staat de christelijke kerk daarin niet alleen. Het jodendom kent oudere tradities van psalmzang, en ook in Islam duiken de Hebreeuwse psalmen hier en daar op.
Maar wat gebeurt er met zo’n muzikale traditie, hoe veelkleurig die in zichzelf ook al is, als die wordt uitgevoerd, gezongen, beleefd, voortgezet buiten het ritueel in kerk, klooster, synagoge? En wat zegt dat over de tijd waarin dat gebeurt? Over die grote vraag gaat mijn onderzoek, een onderzoek waarin ik die vraag slechts bescheiden kan beantwoorden, namelijk aan de hand van vier huidige of recente voorbeelden in Nederland en Vlaanderen.
In alle vier de voorbeelden worden psalmen gezongen en uitgevoerd buiten de liturgie, maar wordt tegelijk geëxperimenteerd met liturgische, met kerkelijke aspecten – meer dan je misschien zou verwachten in de context van een concertzaal, theater – én met concert-achtige, kunstzinnige aspecten – meer dan je misschien zou verwachten bij ‘psalmen’ of het kerkgebouw waarin die in sommige gevallen alsnog worden uitgevoerd.
Laat ik die vier casus maar even introduceren, om een beter beeld te geven, telkens beginnend met een geluidsimpressie.
150 Psalms

fototentoonstelling, installatie (Creative Court), beeldmerk, Det Norske Solistkor (©Foppe Schut)
150 Psalms – 150 Psalmen – was een korenfestival in TivoliVredenburg, Utrecht – later: Brussel, Amsterdam, New York en Adelaide in Australië. Het festival duurde twee dagen, waarbinnen lezingen over de psalmen werden gehouden, een tentoonstelling, maar vooral: twaalf concerten waarin alle Bijbelse psalmen werden gezongen door vier koren uit de wereldtop van de westerse klassieke muziek. De concerten waren thematisch opgezet: een concert met psalmen over lijden, over feest, over dankbaarheid, over vluchten, noem maar op. De concerten werden ingeleid door bekende sprekers, die in een reflectie ingingen op de thematiek van de psalmen in het concert. Ramsey Nasr, Désanne van Brederode en Oek de Jong. De opzet van het festival was geïnspireerd door de kloostertraditie om in cycli van één of twee weken telkens alle psalmen zingend langs te gaan – nu dus geïntensiveerd tot slechts twee dagen en een éénmalige gebeurtenis.
Psalm 151

beelden uit concertregistratie
Psalm 151 was een project van componist Boudewijn Tarenskeen. Hij vroeg acht auteurs die bekendstaan om hun publieke reflectie op religie en samenleving om een nieuwe psalm te schrijven. Hij zette de teksten van Marieke Lucas Rijneveld, Freek de Jonge, Hafid Bouazza, Marjolijn van Heemstra, Willem Jan Otten, Ramsey Nasr, Maria Barnas en Mustafa Stitou vervolgens op muziek. Psalm 151 werd gezongen door zeven professionele zangers van Cappella Amsterdam, begeleid op orgel, en op plaatsen zonder orgel, door twee accordeons. Met zijn project wilde Boudewijn Tarenskeen ‘nieuwe taal zoeken voor ons spirituele reservoir’, omdat, volgens hem, de kerk niet meer in staat zou zijn om die te leveren.
Poesia Divina

beeldmerk (2017), dichters en initiator Jelle Dierickx (2020), impressie (2019) (© Alidoor Dellafaille)
Poesia Divina is een project binnen Musica Divina, een muziekfestival in Vlaanderen. Vijf jaren lang werden dichters gevraagd om, ook hier, een nieuwe psalm te dichten – een ‘gezongen gebed’ aldus de festivalorganisatie – en die voor te dragen in het festival: in een kerk, in een bibliotheek, in een abdij, in een theater – elk jaar een andere locatie. Volgende week wordt het project afgerond en wordt een Kempens Psalmboek gepresenteerd, met daarin nieuwe psalmen van 36 verschillende dichters. Enkele van de gedichten zullen dan op muziek zijn gezet.
Genemuider bovenstem

concertimpressie (Joriskerk Amersfoort), beeldmerk Immaterieel Erfgoed Nederland, boekomslag Henk Beens, Genemuiden en de bovenstem, André Nieuwkoop (YouTube)
De Genemuider bovenstem is het voorbeeld dat misschien het dichtst op de zondagse liturgie staat. Een zangpraktijk van ‘psalmen zingen op hele noten’ – dus de Geneefse psalmen op relatief laag tempo, waarbij een deel van de gemeente (vooral mannen) een tweede melodie boven de bekende psalmmelodie zingt. Deze psalmen met bovenstem worden wekelijks gezongen in kerkdiensten op de zogenaamde Biblebelt en vooral in Genemuiden. Ook hier verschuiven er dingen: de bovenstem wordt ondertussen uitgevoerd op speciale bovenstemzangavonden, in grote monumentale kerken met daarin beroemde historische orgels (Kampen, Hasselt, Bolsward, Zaltbommel, ook Amersfoort), waaraan bekende organisten meewerken (onder wie YouTube-hit André Nieuwkoop), en waar bekende dominees een overweging uitspreken, koren meewerken die zich specialiseren in de bovenstem. In 2013 is deze praktijk bijgeschreven op de nationale inventaris ‘Immaterieel Cultureel Erfgoed Nederland’, en dat gaat gepaard met subsidie en begeleiding om de traditie veilig te stellen voor de toekomst. Mede door deze ontwikkeling is het bovenstemzingen een ware hype geworden.
Dus, wat is er met deze gevallen aan de hand: de psalmen worden uitgevoerd buiten de context van kerkelijke liturgie. Je zou je kunnen afvragen of dat secularisatie is: uitgevoerd ‘voor de mooi’, om van te genieten, en misschien wat nostalgie. En daar zit ook wel wat in, want als ik organisatoren, componisten, zangers, bezoekers vraag naar hun motieven en ervaringen, wordt inderdaad wel gezocht naar een voortzetting van psalmzingen zoals dat in de kerkdienst gedaan werd. Toch wordt er ook naar vernieuwing gezocht. Ik soms wat gedachten op die daarin een rol spelen.
Voorbij liturgie, voorbij concert
De cultuurmakers die ik heb bestudeerd proberen met het hun omgang met psalmen anders te doen dan in de kerkelijke liturgie. Zij associëren de ‘gewonde kerkdienst’ namelijk met:
- Te weinig muzikale schoonhei
- Te formeel en afstandelijk, de kerkdienst als te weinig spontaan
- Te dogmatisch en strikt
- Te weinig betrokken op actuele maatschappelijke vraagstukken, naar binnen gekeerd, ouderwets
- Te collectief, je móet meedoen als je in de kerk zit.
Dat klinkt een beetje negatief, en misschien ook wel als een gedateerd beeld, maar het zijn nochtans beelden die blijkbaar leven bij de makers die de psalmen oppakken buiten de liturgie. Zij willen tegelijkertijd ook niet langer ‘gewoon een klassiek concert’ organiseren of een kunstzinnige voordracht van poëzie. Want dat associëren ze met:
- Teveel louter schoonheid, te vrijblijvend, irrelevant – ‘mooi voor de mooi’
- Te formeel en afstandelijk, zelfs elitair
- Te beschouwend, het publiek blijft te passief
- Te weinig geëngageerd en relevant, ivoren toren
- Te individueel, te weinig collectieve ervaring
Een concert waarin je toeschouwer bent, maar ook een liturgie waarin je volop betrokken bent in een gemeenschap – beide voldoen blijkbaar niet helemaal. En dus zoeken deze creatievelingen nieuwe wegen, tussenvormen, nieuwe vormen, waarin ze dingen meenemen uit zowel het traditionele concert als uit de liturgie. Ze leggen daarbij nadruk op schoonheid, relevantie, verbinding, pluriformiteit en toegankelijkheid.
Schoonheid
Schoonheid zie ik eigenlijk in alle vier de voorbeelden, een ‘esthetisering’, zou je kunnen zeggen, bijvoorbeeld in:
- Het korenfestival 150 Psalms, met daarin grote nadruk op de schoonheid van psalmen uit al die verschillende tradities, zo perfect mogelijk uitgevoerd.
- Genemuider bovenstem, waar een gemeentepraktijk van tweestemmig psalmen zingen meer een ‘liefhebberspraktijk’ wordt: mooie akoestiek, indrukwekkend orgelspel, gespecialiseerde koren. Niet ingebed in de wekelijkse liturgie van een lokale gemeente, maar met andere ‘fans’ de hele avond psalmen zingen en samen genieten van indrukwekkende, onvergetelijk mooie klanken.
Relevant
In verschillende van de voorbeelden wordt aansluiting gezocht bij hedendaagse kwesties, om met de psalmen op te reflecteren:
- In 150 Psalms werd met behulp van de psalmen gereflecteerd op kwesties als migratie, klimaat, polarisatie en individualisering. In de kleine ‘preekjes’ van de concertinleiders, en ook in de tentoonstelling werd de maatschappelijke, politieke, psychologische, spirituele relevantie van vooral de psalmtéksten belicht.
- Dichters in vooral Poesia Divina behandelden dergelijke thema’s ook, aan de hand van festivalthema’s als ‘Zuurstof voor de ziel’, verwijzend naar de moord op George Floyd (‘I can’t breathe’), de klimaatcrisis en de coronacrisis – hoewel dat laatste nog onbekend was bij het bedenken van het thema.
Niet alleen in woord, maar ook de rituele opzet van de evenementen ging op die thema’s in: door met een festival, een gratis toegankelijke poëzievoordracht het publiek de kans te geven zich meditatief af te zonderen van de jachtige buitenwereld, in de flow van een festival, als antwoord op een maatschappelijk probleem van het leven dat maar doordendert.
Verbindend
Het volgende aspect, verbinding of collectiviteit, zien we bijvoorbeeld in:
- De festivalopzet als bij 150 Psalms, waarvan de bedoeling was om een sterker gevoel van gemeenschap en verbinding te creëren dan met losse concerten gelukt zou zijn. Een tijdelijke gemeenschap, weliswaar.
- Dat zie je bij Genemuider bovenstem voor een deel ook: een tijdelijker en vrijblijvender collectief. Niet een kerkgemeente, maar een collectief van liefhebbers, met daarin kerkgangers, maar ook ex-kerkelijken die veelal de psalmen kennen van vroeger, en een groep specialisten, geoefende bovenstemzangers in een bovenstemkoor dat trouwens, anders dan in de kerkgemeente, uitsluitend nog uit mannen bestaat.
Pluriform en divers
De nadruk op diversiteit, ook religieuze diversiteit, is bijvoorbeeld te zien in
- 150 Psalms, waar elke gezongen psalm van een andere componist was, uit verleden en heden, met een grote diversiteit van herkomsten, om een breed beeld te geven van wat er allemaal met psalmen zoal is gedaan.
- In Poesia Divina en Psalm 151 waren de dichters nadrukkelijk divers gekozen, om verschillende perspectieven te kunnen laten horen: ex-gereformeerd, katholiek, moslim, atheïst – van alles kortom. In Psalm 151 waren daarnaast ook de zangers waren nadrukkelijk niet een mooi homogeen koortje, maar hadden hun eigen kleding uitgekozen, zongen vaak door elkaar, soms in verschillende talen. Geen dwingende eenvormigheid, maar realistische diversiteit.
Informeler en toegankelijk
Vooral in Psalm 151 werd, ondanks de soms moeilijk toegankelijke muziek, toch ook gezocht naar toegankelijkheid in een informeler ritueel. De zangers kwamen niet formeel tegelijkertijd op een podium om na een applaus aan het concert te beginnen, maar liepen gewoon wat rond, maakten praatjes met publiek, en zo begon het concert heel organisch, met één zanger, zonder dat er geapplaudisseerd was.
Trouwens, wat financiële toegankelijkheid betreft: Poesia Divina en zangavonden van de Genemuider bovenstem zijn gratis. In de andere twee gevallen, met professionele koren, betekent het meemaken van psalmzang buiten de liturgie dat je toch een kaartje moet kopen.
Waarom psalmen, waarom nu?
We hebben kortom vier voorbeelden van psalmzang gezien, waartoe ik poëzievoordracht ook reken, waarin gezocht wordt naar een situatie, een collectieve beleving die minder dwingend is dan wordt gedacht van religieus ritueel, maar die tegelijk minder vrijblijvend en afstandelijk is dan waarmee ‘seculiere’ kunstbeleving geassocieerd wordt. Blijkbaar zijn er veranderende behoeften, in elk geval volgens de bedenkers en organisatoren van deze evenementen, en pakken zij de uitvoering van psalmen om daarmee aan de slag te gaan.
Maar waarom eigenlijk de psalmen? Hadden deze organisatoren ook iets anders kunnen kiezen? Het lief en leed in de liedkunst van André Hazes? Ja, misschien wel. Maar ik denk dat de psalmteksten en het psalmzingen toch ook iets eigens hebben wat ze aantrekkelijk maakt, juist ook in dat grensgebied tussen kerk en kunst, tussen liturgie en folklore. Dit is het deel van m’n onderzoek waaraan ik nog werk, dus ik schets alleen wat eerste gedachten over wat de psalmen juist nu zo aantrekkelijk maakt, als teksten, als traditie:
De oudtestamentische psalmteksten zijn bijna allemaal gericht aan een God, maar betwijfelen ook regelmatig die God, zoeken naar namen van God, en naar taal om die te naderen. Twijfel, zoeken, het vermijden om een naam te geven aan God – allemaal heel herkenbaar voor veel mensen vandaag.
De oorsprong van de psalmteksten is ook niet zo duidelijk. Er zijn bijvoorbeeld sporen van oudere tradities. Ze zijn een lappendeken van liturgisch materiaal, zou je kunnen zeggen. In elk geval zijn ze zó oud dat ze tegenwoordig gemakkelijk het stempel van ‘universeel’ of ‘pré-religieus’ kunnen krijgen, namelijk van voor het ontstaan van de huidige religieuze instituten. Componist Boudewijn Tarenskeen schrijft: ‘Een psalm is een oude tekst van voordat de mens een god verzon.’[1] Dat is ook aantrekkelijk in een tijd waarin het niet zo gebruikelijk meer is om je tot een institutionele religie te rekenen.
In die oude teksten lezen we een heel individuele toon, met een brede variatie aan heel herkenbare, soms rauwe, emoties. ‘Authentiek’ zou je kunnen zeggen, immers een belangrijke waarde vandaag de dag.
En inderdaad, veel thema’s waar nu heftig over wordt gedebatteerd lees je er al: ontheemd zijn, op de vlucht, onrecht, bevrijding. De teksten zijn wat dat betreft actueel.[2]
De psalmen zijn door de tijden heen vaak in gemeenschappen gezongen, als samenzang, in beurtzangen, noem maar op, terwijl het vaak toch ook heel individuele teksten zijn. In een tijd van individualisering en polarisatie, en tegelijk het zoeken naar gemeenschappelijkheid, kun je inderdaad de psalmen pakken om te wijzen op verbinding, om te experimenteren met die collectieve ritualiteit, waarin tegelijk een plek is individuele authenticiteit.
En dan tenslotte nog de Nederlandse context, waar ‘psalmen’ ook nog in een collectief bewustzijn van een calvinistisch verleden een plek hebben. Niet als een duidelijk gedefinieerd besef van waar psalmen over zouden gaan, maar als een gemeenplaats, een symbool voor een verleden. Dichter Ramsey Nasr doet dat bijvoorbeeld, in zijn ‘Psalm voor een afkomst’ (in Psalm 151), waarin hij reflecteert op de calvinistische reformatie in Nederland, beeldenstorm, en nationalisme. Je kunt de psalmen ‘pakken’ als symbool voor een collectief verleden, ‘ons verleden’, en impliceren dat die psalmen misschien nog steeds iets zegt over ‘ons’. Voor sommigen zal dat nostalgie zijn, voor anderen het rechtzetten van negatieve herinneringen aan de kerk van vroeger, voor anderen een algemener symbool voor ‘wij calvinisten’, zoals Nederlanders zichzelf nog steeds zien, af en toe. Dit lijkt me trouwens wel generatieverbonden: jongere generaties met minder jeugdherinneringen aan kerkgang zullen ook veel minder een concreet beeld hebben van psalmzang, of dat nu warm is of beklemmend, minder een referentiekader dat helpt en hindert in de ontmoeting met psalmen.
Een nieuw lied?
Mijn vier voorbeelden zijn misschien maar vier voorbeelden, en heel anders dan wat ‘we’ in de kerkdiensten gewend zijn: of dat nu berijmde psalmen, psalmen uit Opwekking, Psalmen voor Nu, of gregoriaanse psalmtonen zijn. Het zijn experimenten met wat het betekent om psalmen zingend of sprekend voor te dragen, wat samenzang betekent, wat een publiek is, wat een gemeente. Geen wonder misschien, dat in zulke experimenten wordt gegrepen naar één van de oudste bronnen die we hebben, die in elke tijd telkens opnieuw wordt uitgevonden.
Marjolijn van Heemstra was één van de dichters in Psalm 151. Ik lees nogmaals uit haar psalm:
Elk lied, elk gedicht is dan verlangen
Marjolijn van Heemstra, ‘Zingen tegen zwijgen’, Psalm 151, 2018.
van het licht naar licht, naar scherven
bijéén om het donker te bezweren.
En we zingen voor de heimwee
van het leven dat brak, voor de grote zon
in het ongebroken vat. We zingen tegen zwijgen,
tegen wit tussen de woorden, tegen
wat ons ontglipt en we onderweg verloren.
Goden, liefdes, wie we waren
en nu alleen nog maar herhalen.
Is een lied niet altijd een herinnering?
Onthoudt een nieuwe psalm iets nieuws dan?
Of is het steeds opnieuw? Alles oud onder de zon.
Cantate Domino canticum novum – zing een nieuw lied, zing een oud lied, zing een lied opnieuw. Berend, van harte gefeliciteerd met je jubileum. Veul haail en zegen ien tied dij komt en joe almoal bedankt veur t luustern.
[1] Zie: http://www.tetterettet.net/producties/index.php/psalm151.
[2] Nu is het wel zo dat in twee van mijn voorbeelden nieuwe teksten zijn geschreven, maar wel teksten die willen voortborduren op de bekende psalmen als genre. Dichters zien zich bijvoorbeeld opeens uitgedaagd om zich tot een god te richten, of om een kerkelijk vocabulaire te gebruiken dat ze in hun andere poëzie te stichtelijk zouden vinden. ‘Geloofd zijt gij’ hoorden we bijvoorbeeld van Gaea Schoeters, die zich atheïst noemt, en die speelt met de dubbelzinnigheid van die zinsnede: wie is er aan het loven, of géloven, als je zegt ‘Geloofd zijt gij’? En betekent het aanspreken van een ‘gij’, een God misschien, dan ook dat je daarin gelooft?
Heel erg boeiend. Veel om over na te denken en veel om meer over aan de weet te komen. Dankjewel voor je inspirerende betoog voor Berend. Kan ik je dissertatie alvast bestellen?
LikeGeliked door 1 persoon
Dank je, maar natuurlijk!
LikeLike
Ik zal je bestelling alvast noteren 😉
LikeLike