Schriftuurlijk lofgezang, het thema weer ontleend aan het brevier, de vorm als het lied van Adam.
tekst: Willem Barnard, De Tale Kanaäns (Amsterdam/Hilversum: Uitgeversmaatschappij Holland/Uitgeverij Paul Brand N.V., 1963), 20.
muziek: Henk Vogel, 2018 (zie het lied van Adam).
afbeelding: James Tissot, De karavaan van Abraham, 1896-1902.
[nog geen opname]
Uit Oer is hij getogen
ten antwoord op een stem,
die riep hem uit den hoge
op naar Jeruzalem.
Uit Abraham geboren
die zo gezworven heeft
is wie om God te horen
gestorven is en leeft:
het volk van de profeten,
de stam van het verbond,
het volk dat hier beneden
de stem van God verstond.
Een herder van zovelen
is vader Abraham,
van schapen niet te tellen
en van een lachend lam,
een priester, een gelover,
hij heeft het lam geleid
de berg op van het offer,
de berg voorzienigheid.
Van Jakob, edel strijder
wiens naam is Israël,
van Mozes de bevrijder
die sprak op hoog bevel,
van Jozua de hertog
die ruimte heeft gemaakt,
van Simson, dapper vechter,
die uit het graf opstaat,
van David, koning David
en van zijn grote zoon,
Elia met de raven,
Hizkia met zijn droom.
En allen die geloven
zijn Abrahams geslacht,
geboren uit den hoge,
getogen uit de nacht.
De stad die zij verbeiden
die staat in wit en goud
aan ’t einde van de tijden