Ik vermoed dat ik niet de enige ben die met lichte weemoed terugdenkt aan Echo van Eeuwigheid, Antoine Bodars zondagochtendprogramma op Radio 4. Een baken in de tijd dat het verdient overeind gehouden te worden. Ziedaar de aanleiding voor deze serie pastiches vol muziek, poëzie en beeld – rustig gaand op de adem van het jaar, de seizoenen door.
Tijd voor een wederopleving van mijn tot dusver korte serie Echo’s van Eeuwigheid. Vandaag lopen de leesroosters wat uiteen, maar zijn er naar ik vermoed toch boeiende lijnen te trekken. Als Introïtus zingen velen vanochtend Psalm 86, waarbij de prachtige Geneefse variant in het Nederlands laat lezen:
Hoor mij, Heer, wil antwoord zenden,
zie mijn bittere ellende.
Hoed mijn leven, U gewijd,
stel uw knecht in veiligheid.
Heer mijn God, wees mij genadig,
want ik roep tot u gestadig.
Stel mij in het blijde licht,
want ik zoek uw aangezicht.Gij zijt groot en zeer verheven,
Gij doet wonderen aan ons leven.
Gij zijt God, ja Gij alleen,
goedertieren om ons heen.
Heer, Gij hebt mij aangenomen,
mij weer tot het licht doen komen
uit de diepten van de dood.
Ja, uw goedheid is zeer groot.[1]
Gescheiden wegen
Deze psalm laat al zien wat verschillende lezingen verder zullen uitwerken: Gods leven is niet het leven van de mensen – ‘het blijde licht’ versus ‘mijn bittere ellende’ en ‘groot en zeer verheven’ versus ‘de diepten van de dood’. Contrasterende sferen dus, maar aan het eind van de psalm wordt gezongen van redding en toenadering.
Zo klinkt het ook in de profetenlezing bij de katholieken:
Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen niet mijn wegen, zo luidt de godsspraak van Jahwe, want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo gaan ook mijn wegen uw wegen te boven, en mijn gedachten uw gedachten.[2]
Terwijl daar vlak voor te lezen staat:
Zoekt Jahwe, nu Hij te vinden is, roept Hem aan: Hij is nabij.[3]
Het is dezelfde dubbelheid die te lezen is in de verhalen over Jakob, de derde aartsvader. Jakob droomde immers van een verbinding tussen hemel en aarde, een ladder waarlangs engelen op- en neerwaarts zich bewogen. Een visioen en tegelijkertijd kenmerkend voor de bedriegelijke hoogmoed die we vaker bij Jakob lezen: iemand die het ‘blijde licht’ zich toe wil eigenen, zoals hij ook het eerstegeboorterecht van oudere broer Esau koloniseerde via list en bedrog.
Deze Jakob is het daarom die moet leren: goddelijke en menselijke wegen zijn gescheiden – en zo wordt Jakob van hogerhand met zijn neus op zijn aardse staat geduwd, wederom in een nacht. Een man van God vecht met Jakob, en Jakob moet mank het veld ruimen.
Na deze verwikkelingen van strijd tussen God en mens vervolgt het verhaal met wat het Missale Romanum als Thoralezing van de dag voorstelt:
Toen Jakob opkeek, zag hij Esau met vierhonderd man op zich afkomen. Hij verdeelde zijn kinderen over Lea en Rachel en de twee slavinnen. De slavinnen met hun kinderen zette hij voorop, dan Lea met haar kinderen, en tenslotte Rachel met Jozef achteraan. Zelf ging hij voor hen uit en boog zevenmaal tot op de grond, tot hij bij zijn broer kwam. Esau snelde hem tegemoet, omarmde hem, viel hem om de hals en kuste hem, en zij werden beiden tot tranen toe bewogen.[4]
In het verhaal van Jakob en Esau blijkt: pas als Jakob ter aarde is geworpen, weer lichamelijk kan zijn en zich niet de hemel in droomt, is toenadering mogelijk – zelfs met Esau, die hij van meet af aan bedrogen heeft. In het gedeelte wat volgt op deze eerste ontmoeting is te lezen hoezeer beide broers zich te buiten gaan in nederigheid en dienstbaarheid, alsof ze Christus zelf hadden horen zeggen:
Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.[5]
Of:
‘Wanneer gij door iemand op een bruiloft wordt genodigd, ga dan niet aanliggen op de voornaamste plaats. Het zou kunnen zijn, dat er door hem iemand is uitgenodigd die voornamer is dan gij, en dat degene die u en hem genodigd heeft u komt zeggen: Sta uw plaats aan hem af. Dan zoudt ge vol schaamte de minste plaats moeten innemen. Maar ga, wanneer ge ergens genodigd wordt, op de minste plaats aanliggen. Als degene die u heeft uitgenodigd dan komt, zal hij u zeggen: Vriend, ga wat hoger op. Zo zal u een eer te beurt vallen in het oog van allen die met u aanliggen. Want al wie zichzelf verheft zal vernederd, en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden.’[6]
De voorbeelden uit de evangeliën zijn nog relatief onschuldig wanneer het gaat om nederigheid: de eerste lezing vertelt van arbeiders die allen evenveel verdienen, terwijl enkelen een dag werkten en anderen een veel korter dagdeel, en de tweede lezing handelt over het aanzitten aan tafel.
De van hogerhand gedwongen nederigheid van Jakob moet echter fysiek intenser zijn geweest, zoals de worsteling op onderstaand schilderij van Friso ten Holt (1921-1997) laat zien. Wouter Prins schrijft over dit werk:
Het gevecht van Jakob met de engel is van oudsher een geliefd thema in de beeldende kunst. In de jaren vijftig werd het onderwerp zelfs buitengemeen populair, omdat het nauw aansloot bij het toen heersende existentialisme, bij de worsteling van de mens met de wereld, God en zijn eigen alter ego. Daarnaast symboliseert de tweekamp ook de krachtmeting tussen de kunstenaar en zijn werk. Juist in de jaren vijftig was het scheppingsproces, de strijd tussen kunstenaar en de materie, tot zelfstandig thema binnen de kunst uitgegroeid. Bij strijd hoort pijn, Jakob schreeuwt het uit.[7]
Friso ten Holt, Jakob en de engel, 1954, olieverf op doek, 264×294 cm, Gemeentemuseum, Den Haag
Aardse empathie
Dat deze vernederende pijn van strijd – strijd met God – vruchtbaar kan zijn, benadrukken de verschillende brieflezingen van vandaag:
Wij moeten niet verwaand zijn, elkaar niet voortdurend tarten en benijden. Want wie meent iets te betekenen, terwijl hij niets is, bedriegt zichzelf. Laat ieder zijn eigen gedrag onderzoeken, dan zal hij zijn roem wel voor zich houden en niet uitspelen tegen zijn naaste; want ieder heeft zijn eigen vracht te dragen. Wie zaait op de akker van zijn zelfzucht, zal verderf oogsten; wie zaait op de akker van de Geest, zal van de Geest eeuwig leven oogsten. Laten we niet moede worden goed te doen; als we de moed niet verliezen, zullen we te zijner tijd de oogst binnenhalen. Laten we dus, zolang we tijd hebben, goed doen aan allen, maar vooral aan onze geloofsgenoten.[8]
En:
Ik bid u dus de moed niet te verliezen bij de verdrukkingen die ik voor u doorsta: die zijn voor u een eer.[9]
Zo wordt verdrukking medemenselijkheid, kan lijden mededogen of zelfs schoonheid baren – dat is in elk geval één van de hoofdlijnen van Michel Houellebecq en Iggy Pop in de documentaire To Stay Alive – A Method (‘Overleven, een handleiding’).[10] Zoals in onderstaande trailer al te zien is, komt schoonheid wellicht nog het meest voort uit hen die gek worden genoemd, zij die hun lage staat niet anders dan kunnen (of willen…) omarmen en zichzelf eens niet de hemel in dromen:
Houellebecq en Iggy Pop voeren een pleidooi voor het lijden – zonder lijden geen schoonheid – een pleidooi dat bevreemdend werkt in onze wereld van opgeblazen posts op Instagram en Facebook (door een oud-docent van me steevast treffend ‘Façadeboek’ betiteld), maar lijkt te appelleren aan een steeds breder gedragen drang naar erkenning van de eigen mankheid: een plaats voor misnoegen en ongerief, in de wereld en in de taal.
In Zweden wordt hiertoe al gepoogd door twee sprekers die de motivational speech parodiëren in een lof op de mislukking:
Ze grappen over gemaakte fouten, goede bedoelingen met een slechte afloop, kansloze dromen, over geluk dat ze keer op keer ontglipt. Het duo is in te huren bij dezelfde agentschappen als de optimismegoeroes.[11]
De ‘inspirerende’ toespraken zijn razend populair en willen een tegengeluid zijn tegen de positiviteitsdrang die zelfs een belemmering vormt voor ons vermogen tot empathie:
Als we onszelf geen raad weten met ongeluk, kunnen we ons evenmin inleven in andermans lijden. “Ik zie het gebeuren in Zweedse verzorgingshuizen. Ouderen met existentiële angsten weten niet tot wie ze zich moeten wenden. De broeder of zuster zegt: hier, drink lekker een kop koffie en denk maar aan iets leuks.”[12]
Het erkennen van het eigen onvermogen baant een weg tot medemenselijkheid: niet om met oplossingen te komen, maar er gewoon ook te zijn – ‘mensen van papier’, zoals Wim Helsen zijn show Heden Soup! afsloot:
Die onbeholpen troost bij Helsen, de moeder die haar kind bij zich neemt – is dát misschien de verlossing waarvan de profetenlezing bij de Lutheranen rept?
Verheugt u, samen met Jeruzalem, en juicht over haar, gij allen die haar liefhebt. Jubelt met haar van blijdschap, gij allen die over haar treurt, gij moogt zuigen en u verzadigen aan haar troostrijke borsten, gij moogt drinken en genieten van haar luisterrijke boezem. Want zo spreekt Jahwe: Vrede laat Ik haar toestromen als een rivier, de luister van de volken als een beek die buiten zijn oevers treedt. Haar zuigelingen worden op de heup gedragen en op de knieën vertroeteld. Zoals een moeder haar kind troost, zo zal Ik u troosten: in Jeruzalem zult gij getroost worden.[13]
Uw Koninkrijk kome wat komt
Ziehier de Jacobsladder terugkeren: God die soms ook maar een moeder is die probeert te troosten, maar tegelijk van redding kan spreken. Uit lijden bloeit empathie en een weg tot luchtig leven, met de vogels, die zich geen zorgen meer hoeven maken, aan wie alles gegeven wordt als door een moeder:
Let eens op de vogels in de lucht: ze zaaien niet en maaien niet en verzamelen niet in schuren, maar uw hemelse Vader voedt ze. Zijt gij dan niet veel meer dan zij? Maakt u dus geen zorgen over de vraag: wat zullen wij eten of wat zullen wij drinken? Want dat alles jagen de heidenen na. Uw hemelse Vader weet wel dat gij al deze dingen nodig hebt. Maar zoekt eerst het Koninkrijk en zijn gerechtigheid: dan zal dat alles u erbij gegeven worden.[14]
Zo komen aarde en hemel samen, waar de zwaarheid van het leven noopt tot luchtigheid, met de zorgeloze vogels in het zwerk:
De vogels van de bomen
die lopen door de lucht
als vederlichte dromen,
zij wonen in het licht.De vogels die daar vliegen,
zij geven hoog van God
zij geven van de liefde
van God de Vader op![15]
Het ‘blijde licht’ uit de openingspsalm komt dus in zicht, maar niet nadat we in elkaar medemensen van papier hebben gezien, pogend de liefde waarvan vogels profeteren over te nemen:
VAN DE LIEFDE
Wij moeten veel beminnen,
beminnen in en uit,
dan schiet het ons te binnen
uit lang verleden tijd:een vader in de hoogte,
een moeder om ons heen,
een leven van belofte,
iedere ochtend één…Wij moeten ons niet schamen,
wij hebben veel te lief,
van eeuwigheid tot amen
van lieverlede lief.Liefde wast ons onze ogen
met licht en tranen schoon
en God lacht uit den hoge
naar zijn geliefde Zoon.Hem moeten wij beminnen,
Hij heeft geopenbaard
een hemel die van binnen
de aarde evenaart.Het menselijke leven
dat zo beledigd wordt
staat hoger aangeschreven
dan ’t menselijk tekort.De hemel is er vol van,
de hemel stort het uit,
de aarde wordt bedolven,
God geeft ons alle tijd.Liefde maakt alle dingen
voor onze Heer bereid.
Wij zuchten en wij zingen:
de wereld wordt zo wijd.[16]
Wat is dat ‘Koninkrijk en zijn gerechtigheid’ zoeken anders dan bovenstaande? Zouden we dan ook kunnen zeggen dat de weigering eigen tekort te erkennen een actief saboteren van dat Koninkrijk is? De lezingen reppen in elk geval van een koninkrijk dat gebouwd moet worden: liefdevol en luchtig als de vogels – tussen hemel en aarde in – vanuit de aardsheid van het menselijk tekort.
Ter inspiratie alvast deze zwaan uit een16e-eeuwse lied (aanwezig in de Spotifylijst) – om aan op te trekken:
Cigne je suis de candeur,
cigne je meurs et langui,
vostre louange chantant.Pres de meandr’en Azî hante toujours un oyzeau blanc de pénage par tout, sans tache, dont la blancheur semble ma nétte candeur.
Cigne je suis…
Donque ce gentil oyzeau, quand ce cognoit avancé pres de sa mort atendû’, tant de mourir li chaut peu, fait d’une douce chanson tout le rivage tort en se mourant retentir.
Cigne je suis…
Ik ben de witte zwaan van de onschuld
ik sterf als zwaan en kwijn weg
terwijl ik uw lof zing.Vlak bij de Meander in Azië woont nog steeds een vogel met allemaal witte veren, smetteloos, wiens witheid lijkt op mijn onschuld.
Ik ben de witte zwaan…
Welnu, toen die edele vogel wist dat zijn dood nabij was, deerde dat hem zo weinig dat hij met zijn laatste adem over die bochtige rivier een lieflijk lied liet weerklinken.
Ik ben de witte zwaan…[17]
‘Kome wat komt’ zegt de zwaan, die de ware stoïcijnse stasis zich eigen heeft kunnen maken, zo lijkt het. De zwaan heeft wellicht het ‘blijde licht’ waarvan Simeon spreekt in zijn lofzang. Dat Nunc Dimittis wordt nog dagelijks aan het einde van de dag in kloosters wereldwijd gezongen in de completen – een lied dat we in de mond van het geredde volk uit Jesaja, de verhoogde vernederde mensen van papier, de zwaan van de onschuld en wellicht onszelf kunnen leggen:
Nyne otpushchayeshi raba Tvoego, Vladyko, po glagolu Tvoyemu s mirom:
yako videsta ochi moi spaseniye Tvoye,
ezhe esi ugotoval pred litsem vsekh lyudei,
svet vo otkrovenie yazykov,
i slavu lyudei Tvoikh Izrailya.
Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u heeft beloofd.
Want met eigen ogen heb ik de redding gezien
die u bewerkt heeft ten overstaan van alle volken:
een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen
en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.[18]
[1] Uit Psalm 86 uit Liedboek. Zingen en bidden in huis en kerk (2013). Tekst: Jan Willem Schulde Nordholt en Jan Wit, melodie: Straatsburg 1545/Lyon 1547/Genève 1551. Hier uitgevoerd in het Japans door Masaaki Suzuki en het Back Collegium Japan (Psalms, 1996).
[2] Jesaja 55:8-9, Willibordvertaling. Fragment uit profetenlezing van de katholieken (Jesaja 55:6-9).
[3] Jesaja 55:6, Willibrordvertaling. Fragment uit profetenlezing van de katholieken.
[4] Genesis 33:1-4, Willibrordvertaling. Fragment uit Thoralezing uit het Missale Romanum (Genesis 33).
[5] Matteüs 20:16, Willibrordvertaling. Fragment uit de evangelielezing bij de katholieken en uit het Gemeenschappelijk Leesrooster (Matteüs 20:1-16).
[6] Lucas 14:8-11, Willibrordvertaling. Fragment uit de evangelielezing uit het Missale Romanum (Lucas 14:1-11).
[7] Wouter Prins, ‘Jakob en de engel (1954) Friso ten Holt’, De Bijbel cultureel. De Bijbel in de kunsten van de twintigste eeuw (Zoetermeer: Uitgeverij Meinema, 2009), 89.
[8] Galaten 5:26, 6:3-5, 8-10. Fragmenten uit de epistellezing uit het Evangelisch-Lutherse leesrooster (Galaten 5:25-6:10).
[9] Efeziërs 3:13. Fragment uit de epistellezing uit het Missale Romanum (Efeziërs 3:13-21).
[10] De documentaire is geregisseerd door Erik van Lieshout (co-regie Reinier van Brummelen en Arno Hagers) en geproduceerd door seriousFilm, in coproductie met VPRO en AT-Production, met steun van Mediafonds, CoBo, Nederlands Filmfonds en de Netherlands Film Production Incentive. De volledige film is hier te bekijken: https://www.vpro.nl/programmas/2doc/2017/to-stay-alive.html.
[11] Anne Grietje Franssen, ‘Waarom je maar beter een pessimist kunt zijn,’ Trouw (5 september 2017), beschikbaar via: https://www.trouw.nl/home/waarom-je-maar-beter-een-pessimist-kunt-zijn~a3d20176/.
[12] Idem.
[13] Jesaja 66:10-13, Willibordvertaling. Fragment uit profetenlezing uit het Evangelisch-Luthers leesrooster (Jesaja 66:5-14).
[14] Matteüs 6:26, 31-33, Willibrordvertaling. Fragment uit evangelielezing uit het Evangelisch-Luthers leesrooster (Matteüs 6:24-34).
[15] Lied 979 vers 1 en 7 uit Liedboek. Tekst: Willem Barnard, melodie: Nico Verrips.
[16] Willem Barnard, ‘Van de liefde. Epistelgezang naar Efeziërs 3 vs 13-21’, De Tale Kanaäns. Een leergang liederen (Amsterdam: Uitgeversmaatschappij Holland, 1963), 102-103.
[17] Jean-Antoine de Baïf (1532-1589), ‘Cigne je suis de candeur’, Du Printemps, vertaald door Marianne Lambrechts (Zing Vecht Huil Bid – Muziek van de Reformaties, Festivalgids Festival Oude Muziek Utrecht 2017). Componist: Claude le Jeune (ca. 1530-1600), hier gezongen door het Huelgas Ensemble onder leiding van Paul van Nevel (The Ear of the Huguenots, 2017).
[18] Lucas 2:29-32, Russische tekst en Nieuwe Bijbelvertaling. Componist: Sergei Rachmaninoff (1873-1943), uitgevoerd door Capella Duriensis met tenor Vitor Sousa, regie door Alexandre Cabrita.